Vanuit de spiegel kijkt hij mij recht in het gezicht. Waar zijn die man zijn haren? Vroeger greep zijn lief er hem soms aan vast, in beide handen een dikke dot. Hij heeft nog enkel een zilveren lauwerkroon, graad zeven op de Norwood-Hamilton scale of male-pattern baldness.
Het beeld is licht bewasemd door de damp van het hete bad dat hij genomen heeft. Hij poedelt altijd lang tot het water te koud wordt en schrobt zich met een harde borstel. Je moet jezelf wakker krijgen. Hij scrolt ondertussen, drijvend, door zijn to-do list voor vandaag, of schrijft in gedachten een blogtekst of een scène voor het boek waaraan hij bezig is of bedenkt een plotwending. Of raakt in paniek wanneer hij denkt dat er een denkfout zit in hetgeen hij gisteren geschreven heeft. Dan springt hij het bad uit. Het blaadje met ideeën op de wastafel is vochtig, de met stift geschreven tekst een beetje uitgelopen en veel te groot en wrak want zonder bril op geschreven.
Hij frot zich droog met een harde handdoek, niet in de droogtrommel gedroogd en zeker niet met wasverzachter gespoeld, want dan is hij te zacht.
Hij neemt een verse slip uit het doosje van zes stuks dat hij gisteren gekocht heeft in de solden. De verpakking met de afbeelding van een kerel met gespierde armen in een onnatuurlijke houding en een gespannen sixpack, blik op oneindig, gooit hij weg. Hij trekt snel een t-shirt aan, over de zwembandjes.
Hij poetst zijn tanden. Zes stifttanden en drie bruggen van drie tanden, zevenhonderd niet door de ziekteverzekering terugbetaalbare euro’s per stuk, goudlegering overtrokken met speciaal gehard porselein. Hij kon misschien beter met het hoofd in een brandkoffer slapen.
Hij draait de spiegeldeuren open. Het veel te heldere ledlicht floept aan in de kast. Hij neemt het pillendoosje voor vandaag en spoelt met enkele slokken zeven kleuren pillen naar binnen.
Dan schuift hij de gordijnen open en ziet door de aangedampte en beregende velux vaag de kale vormen van de winterse bomen. Ze wiegen boven het dak van de naburige fermette, glimmend nat in de druilerige miezer.
Het wordt een grijze dag, alweer.